EUROPESE TAALNIVEAUS (ERK) MODEL

Om het taalonderwijs binnen Europa op elkaar af te stemmen en een platform te hebben waarop taalkwalificaties op Europese schaal erkend kunnen worden, is in 1998 het Europees Referentiekader (ERK) of Common European Framework of Reference for Languages (CEFR) voor de moderne talen verschenen.

Het Europees Referentiekader (ERK) onderscheidt vijf taalvaardigheden: lezen, luisteren, spreken, gesprekken voeren en schrijven. Er zijn drie niveaus (A, B en C) en ieder niveau is weer onderverdeeld in twee subniveaus (1 en 2). Het ERK bepaalt wat in deze vijf vaardigheden moet worden beheerst en heeft daarvoor voor alle niveaus zogenaamde “can-do” descriptoren ontworpen.

A is voor de basis taalgebruiker (beginner)
B is voor de zelfstandige taalgebruiker (gevorderde)
C is voor de vaardige taalgebruiker (vergevorderde)

BEKNOPTE BESCRIJVING TAALNIVEAUS

Taalniveau A1: basiskennis van de taal, bekende dagelijkse uitdrukkingen en eenvoudige zinnen.
Taalniveau A2: bekend met veelgebruikte uitdrukkingen en kan gesprekken voeren over alledaagse zaken.
Taalniveau B1: kan eigen mening geven en kan ervaringen, gebeurtenissen, dromen en verwachtingen beschrijven.
Taalniveau B2: kan de hoofdlijnen van complexe teksten begrijpen, kan duidelijke, gedetailleerde tekst produceren en kan spontaan aan een gesprek deelnemen.
Taalniveau C1: kan zichzelf vloeiend uitdrukken en kan de taal flexibel en efficiënt gebruiken voor sociale, academische en professionele doeleinden.
Taalniveau C2: kan zonder moeite alles begrijpen wat hij/zij hoort of leest en kan zichzelf spontaan, zeer vloeiend, precies en genuanceerd uitdrukken, ook in meer complexe situaties.